- Op dinsdag 30 mei is de Eerste Kamer na veel soebatten akkoord gegaan met de invoering van het nieuwe pensioenstelsel.
- Hiermee hebben pensioenfondsen van werkgevers tot 2028 om nieuwe pensioenregelingen in te voeren.
- Wat verandert er voor je pensioen? Business Insider behandelt 5 belangrijke vragen.
- Lees ook: Vóór je 67ste met pensioen? Zoveel lager valt je pensioenuitkering uit
Na jaren van polderoverleg is het dan eindelijk zover. Op dinsdag 30 mei stemde ook de Eerste Kamer in met het besluit om het Nederlandse pensioenstelsel te hervormen. Daarmee gaat één van de grootste financiële operaties van de afgelopen decennia van start, met gevolgen voor miljoenen Nederlanders die zijn aangesloten bij een pensioenfonds van de werkgever.
Minister Carola Schouten van Pensioenen noemde het “een belangrijke stap” dat ook de Eerste Kamer heeft ingestemd met de nieuwe Pensioenwet. “Met deze wet zorgen we dat ons pensioen goed geregeld blijft”, aldus de bewindsvrouw.
Dat geldt volgens Schouten voor mensen die al met pensioen zijn, maar ook voor mensen die nu nog werken en voor toekomstige generaties. In het nieuwe stelsel wordt de pensioenopbouw persoonlijker dan in het huidige, dat uitgaat van een collectieve pot.
Over het nieuwe pensioenstelsel is jaren gediscussieerd, eerst tussen werkgevers en vakbonden, daarna in achtereenvolgens de Tweede en Eerste Kamer. Schouten zegt een “grote verantwoordelijkheid” te voelen voor een zorgvuldige overgang.
Hoe het nieuwe pensioenstelsel eruit gaat zien is op hoofdlijnen duidelijk, maar veel details moeten nog worden ingevuld. Daarvoor moeten individuele pensioenfondsen keuzes maken die meer duidelijkheid geven voor gepensioneerden en werknemers die nog pensioen opbouwen.
Business Insider behandelt alvast 5 dingen die je moet weten over het nieuwe pensioenstelsel.
1)Waar gaat het nieuwe pensioenstelsel over?
In Nederland bestaat de voorziening voor de oude dag uit drie onderdelen: de basis wordt gevormd door de AOW-uitkering van de staat. Op de tweede plaats is er pensioen dat werknemers opbouwen via een pensioenfonds of een andere regeling van de werkgever. Tot slot zijn er mogelijkheden om individueel vermogen op te bouwen voor aanvullend pensioen.
De hervorming van het pensioenstelsel gaat specifiek over de zogenoemde tweede pijler, ofwel pensioen dat bij pensioenfondsen van werkgevers wordt opgebouwd.
2)Wanneer gaat het nieuwe pensioenstelsel in?
Nu de Eerste Kamer ook akkoord is, kan de wet die de kaders voor het nieuwe pensioenstelsel regelt, op 1 juli 2023 in werking treden.
Pensioenfondsen kregen in principe 3,5 jaar de tijd om over te stappen op het nieuwe pensioensysteem. Echter, tijdens de behandeling in de Eerste Kamer zegde minister Carola Schouten toe dat de invoeringsperiode met een jaar wordt verlengd. Dit betekent dat alle pensioenregelingen per 1 januari 2028 moeten zijn aangepast. Bovendien kan nog worden besloten om ook deze deadline op te rekken.
3)Wat is de essentie van het nieuwe pensioen?
Met de komst van het nieuwe pensioenstelsel doen pensioenfondsen van werkgevers straks geen toezegging meer over de hoogte van pensioenuitkeringen. Het streven om bijvoorbeeld een pensioen te bieden dat 70 procent van het gemiddelde loon bedraagt, verdwijnt.
In het nieuwe pensioenstelsel gaan werknemers individueel geoormerkt vermogen opbouwen. De werkgever doet daarbij een toezegging over de jaarlijkse premiebijdrage.
De hoogte van de individuele pensioenpot op het moment van pensionering bepaalt voor een groot deel hoe hoog de pensioenuitkering wordt. Het beleggingsrisico ligt uiteindelijk bij de werknemer ligt.
4)Zijn er nog verschillen tussen pensioenregelingen in het nieuwe stelsel?
Ja, pensioenfondsen moeten de komende jaren kiezen tussen een drietal varianten. Werknemers zijn vervolgens gebonden aan het type pensioenregeling dat hun fonds kiest. Er zijn hierbij een drietal opties,
Solidaire pensioenregeling (pensioenfonds)
Pensioenfondsen hebben de keuze tussen een solidaire en een flexibele pensioenregeling. Bij de solidaire pensioenregeling is er één beleggingsbeleid, waarbij deelnemers niet zelf kunnen kiezen om bijvoorbeeld meer of minder in aandelen te beleggen in de opbouwfase.
In de solidaire variant wordt er ook een financiële buffer aangehouden, de zogenoemde solidariteitsreserve. Hierbij mag maximaal 15 procent van het vermogen opzij worden gezet om onvoorziene risico's, zoals bijvoorbeeld een grote dip op de beurs, op te vangen.
De pensioenuitkering is die bij deze regeling wel altijd variabel. Dit betekent dat de uitkering jaarlijks kan veranderen, waarbij de hoogte van de uitkering kan meeschommelen met de beleggingsresultaten.
Doordat er een solidariteitsreserve wordt aangehouden, kan er wel een mechanisme worden ingebouwd waarbij tijdelijk tegenvallers op de beurs niet meteen voor het volle pond doorwerken bij de pensioenuitkeringen. In de praktijk moeten de jaarlijkse pensioenuitkeringen hierdoor relatief beperkte afwijkingen laten zien. Als de beleggingsresultaten het toelaten, kan de variabele uitkering ook stijgen.
Flexibele pensioenregeling (pensioenfonds)
Bij de flexibele pensioenregeling krijgen deelnemers in de opbouwfase meer invloed op de manier waarop de ingelegde pensioenpremies worden belegd. Er is een keuze om bijvoorbeeld een meer offensief beleggingsprofiel te kiezen of juist een meer defensief beleggingsprofiel.
Er vindt geen risicodeling plaats met andere deelnemers van de pensioenregeling via bijvoorbeeld de manier waarop rendementen worden verdeeld over groepen deelnemers, of in de vorm van een solidariteitsreserve.
Bij de pensioenuitkering is er wel meer keuze: deelnemers kunnen de opgebouwde persoonlijke pensioenpot laten uitkeren als een levenslange, vaste uitkering, of via een variabele uitkering. In het laatste geval wordt een deel van het opgebouwde vermogen na pensionering nog belegd. Afhankelijk van de beleggingsresultaten kan de pensioenuitkering dan hoger of lager uitvallen.
Pensioenuitkering via verzekeraar
De derde optie is dat een bij de werkgever opgebouwd individueel pensioenvermogen bij pensionering wordt gebruikt om een uitkeringsproduct bij een verzekeraar aan te kopen.
In de praktijk lijkt dit sterk op de flexibele pensioenregeling. Bij verzekeraars kan namelijk ook gekozen worden tussen een vaste, levenslange uitkering, of een variabele uitkering op basis van 'doorbeleggen.'
In het geval van een vaste uitkering speelt de rentestand die geldt op het moment dat je een uitkeringsproduct aankoopt, een grote rol. Een hogere rente betekent een hogere pensioenuitkering. De rentes waren in het verleden lange tijd heel laag, waardoor ook de uitkeringen tegenvielen. De rente is momenteel aan het stijgen waardoor ook de uitkeringen hoger worden.
5)Wat gebeurt er met oude pensioenregeling?
Het overzetten van de huidige pensioenpotten naar de nieuwe pensioenregelingen wordt één van de grootste uitdagingen van het nieuwe pensioenstelsel. Momenteel is het pensioenvermogen van fondsen een collectief beheerde pot.
Het totale vermogen van alle Nederlandse pensioenfondsen bij elkaar bedroeg eind 2022 liefst 1.426 miljard euro. Individuele pensioenfondsen moet hun pensioenvermogen individueel gaan oormerken voor deelnemers, zodat die zich krijgen op de omvang van hun persoonlijke pensioenpot. Deelnemers moeten via dashboards ook inzicht krijgen in de ontwikkeling van hun individuele pensioenvermogen.
Het is vanwege deze gigantische herverdelingsoperatie dat de invoering van het nieuwe pensioenstelsel wordt gezien als de grootste collectieve financiële hervorming van deze eeuw in Nederland.